Beschreibung
Een portret van een tijger. Je ziet alleen zijn kop. Het is een wilde aquareltekening met vlekken en spetters. Hij kijkt je indringend aan met zijn felgroene ogen. De snorharen en de haren bij zijn oren zijn met fineliner gemaakt, snelle lange halen. Snelle spontane aquarel techniek, met wat meer detail in de ogen.
De tijger (Panthera tigris) is een zoogdier dat tot de familie der katachtigen (Felidae) behoort, en een van de vier ‘grote katten’ die tot het geslacht Panthera behoren. Tijgers zijn jagende roofdieren.
De meeste tijgers wonen in het bos (waarvoor hun camouflagestrepen geschikt zijn) en in grasland. Het zijn goede zwemmers; tijgers kunnen vaak badend in vijvers, meren en rivieren worden aangetroffen.
De tijger is een bedreigde diersoort die verspreid over Azië voorkomt. De enorme teruggang in aantal moet worden toegeschreven aan het steeds verder oprukken van de mens. Veel rustige natuurgebieden zijn daardoor verloren gegaan, terwijl de tijger een groot leefgebied nodig heeft. Verder is er steeds minder groot wild voorhanden dat als voedsel kan dienen. Daarnaast wordt de tijger vaak het slachtoffer van stropers, omdat zijn fraaie huid, botten en lichaamsdelen (voor medicijnen) op de zwarte markt veel geld opbrengen.
De tijger heeft vaak tot de menselijke verbeelding weten te spreken. Rudyard Kipling in The Jungle Book en William Blake in zijn Songs of Experience schilderden de tijger als een wild, angstaanjagend beest af. In The Jungle Book is Shere Khan de grootste, maar ook de gevaarlijkste vijand van Mowgli, de ongekroonde koning van de jungle. Ook in het grotendeels schattige Casper en Hobbes van Bill Watterson ontsnapt Hobbes soms aan zijn rol van knuffelbeest. In Ogen van tijgers van Tonke Dragt staat de tijger symbool voor de woeste oernatuur waar de mens ver van afstaat. Aan de andere kant van de schaal staat Teigetje, uit A.A. Milnes Winnie de Poeh, die nooit angst aanjaagt en altijd vrolijk is.